Geschiedenis

Inleiding

 

Om een duidelijk beeld van onze gemeente te kunnen vormen, is het handig om een stukje geschiedenis over de oorsprong van de gemeente te kennen. Bantega ligt in het zuidwesten van Friesland, een gebied dat in vroeger tijd bestond uit door de zee gevormde zandhoogten en verder zijn aanblik vond in venen en moerassen.

De eerste vaste bewoners op de hoogten in deze streek hielden zich bezig met het boerenbedrijf en turfmakerij voor eigen gebruik. Je kunt eigenlijk wel zeggen dat het gebied binnen de driehoek Lemmer, Echtenerbrug en Schoterzijl vrijwel totaal verveend is.

Er ontstond een nieuw landschap. Zo hier en daar tussen het riet en de 'sompen' een hutje, in de verte een boerderij en een eendenkooi. De wegen waren paadjes, ontstaan door de loop van mensen.

Een brug was een plank over de sloot. Omstreeks 1859 werd dit gebied bedijkt. Het begin van een polder ontstond. In dit gebied vond het initiatief van Jan de Liefde, om onder de 'armen des volks' evangelisatiewerk te gaan bedrijven, voedingsbodem. Uit dit werk ontstonden de eerste samenkomsten van mensen die niet wisten wat schoenen waren en klompen een luxe vonden.

Het evangelie kwam naar hen toe, een stap ten goede.  

 

Jan de Liefde

 

De kleine vrije gemeenten in deze regio zien Ds. Jan de Liefde als hun grondlegger. Jan de Liefde werd op 25 december 1814 te Amsterdam geboren. Na zijn studie werd hij predikant bij de Doopsgezinde gemeente te Woudsend en daarna werd hij in Zutphen beroepen. Zijn bekering (1841) tot de levende God had grote invloed op zijn werk en prediking. Naar aanleiding van zijn prediking ontstond er tweespalt in de gemeente waardoor de positie van Jan de Liefde onhoudbaar werd. Hij nam in 1845 ontslag als voorganger van de gemeente in Zutphen. Na enige omzwervingen komt Jan in Amsterdam terecht (1849) en begon hier met het evangelisatiewerk onder de armste bevolking. Hij begreep dat je mensen niet het evangelie kon vertellen zonder om te zien naar hun lichamelijk welzijn. In 1855 richtte hij daarom de Vereniging Tot Heil des Volks op. Er werden scholen voor haveloze kinderen gestart, waar kinderen niet alleen onderwijs, maar ook kleding, voedsel en een bad kregen. Naai- en breischolen voor vrouwen, zondagscholen, avondscholen voor volwassenen, volksvoorlezingen, armenzorg, zusterkringen, kinderkerken en scholen voor bejaarden volgden.

Materiële en geestelijke hulp gingen bij al deze activiteiten hand in hand (deze vereniging bestaat overigens nog steeds en is met name werkzaam onder de prostituees in Amsterdam). Ook stichtte hij in 1856 de Vrije Evangelische Gemeente in Amsterdam. Jan de Liefde had een visie! Hij bracht overal het evangelie; hij sprak op een dorsvloer, in de woonkamer van een handwerksman of in het huisje van een vissersvrouw. Dit gebeurde met het loeien van de in de stal staande koeien op de achtergrond en tussen de kakelende hoenders door. Jan de Liefde was er van overtuigd dat er onder ons volk een dringende behoefte was naar het evangelie. Hierom breidde hij zijn arbeidsveld uit tot over het gehele land. Hij kon dit evangelisatiewerk uiteraard niet alleen doen, daarom was hij al in 1852 begonnen met het opleiden van medewerkers. Hij nam ze bij hem in huis en gaf ze een gedegen opleiding tot evangelist. De eerste twee waren W.F. Menkhoff en K. Holleman. In 1861 nam Jan afscheid en ging artikelen schrijven. Op 10 december 1869 stierf Jan de Liefde te Haarlem.

 

 

 

 

Kors Holleman

Tijdens zijn opleiding bij Jan de Liefde in Amsterdam ging Kors Holleman al aan het werk in de noordwesthoek van Overijssel (o.a. Zuidveen en Steenwijk) en in de zuidwesthoek van Friesland. Dr. Wumkes schreef hierover: "Toen Holleman er in september 1853 predikte werden de harten van vele jongelieden aangeraakt en als hij of Menkhoff weer kwam, was alles in beweging om hen met hartelijkheid en liefde te ontvangen. Daar heerste waarlijk honger naar het Woord des Levens" (J.W. Wesselson, Vrije Zendingsgemeenten, Steenwijk 1980, p.17).

Kors Holleman vestigde zich in 1855 in Leeuwarden. Hier stichtte hij de Vrije Evangelische Gemeente. Hij bleef echter regelmatig in het reeds genoemde gebied van Overijssel en Friesland komen. Ook richtte hij naar het voorbeeld van zijn leermeester Jan de Liefde een evangelistenschool op.

 

Dirk de Gilde

Eén van de leerlingen van Kors Holleman was Dirk de Gilde uit Rotterdam. In mei 1861, dus bijna vijf jaar later, werd Dirk de Gilde door zijn leermeester uitgezonden naar Zuidveen (bij Steenwijk). Hij vond onderdak bij de vervener C. Bijkerk. In de hooischuur van Bijkerk had Holleman al eerder verschillende malen gesproken. De arbeid begon; het zaad werd gestrooid; er werd gebeden en er werden mensen getrokken uit de duisternis en tot geloof in Jezus Christus kwamen. Deze mensen werden op hun beurt weer medearbeiders. Ook werd direct begonnen met het onderwijs van de kinderen in zondagsscholen. Deze arbeid werd door mevrouw de Gilde ter hand genomen. Zo waren er al spoedig twee zondagsscholen: één in Steenwijk en één in Zuidveen.

Dirk de Gilde bearbeidde vanuit Zuidveen een groot gebied. Het omvatte Ossenzijl, Nijetrijne en Langelille, Giethoorn, Oldemarkt, Onnaveld en later ook de Kooisloot en het Wegje (het huidige Bantega). In 1889 overleed Dirk, op de leeftijd van 59 jaar.

 

Geert Schippers

 

In de Echtenerpolder werd er hard gewerkt en heerste er, naast de honger die er in veel arbeidersgezinnen was, ook honger naar het evangelie. Geert J. Schippers, een medearbeider van Dirk de Gilde, was op de Kooisloot en het Wegje (later Bantega genoemd) een goede bekende. Hij bracht hier, naast aardappelen en winterwortels, ook het evangelie. Hij woonde toen bij de sluis in de Gracht (Langelille). Van deze Geert Schippers zegt De Gilde in zijn verslag van 1887: "De man (Geert Schippers) uit genoemde huis waar we voor staan, is een warm Christen, een eenvoudig man maar die thuis is in de Schriften; hij geeft zijn huis en zijn kennis welke hij bezit, ten beste voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk, en hij zoekt ook tijd te vinden bij die, welke hij vrij heeft om werkzaam te wezen ten voordele voor prediking van het Evangelie. Wij houden om de veertien dagen in zijn huis Bijbellezing maar hij houdt zondagsschool en jongelingsvereniging, terwijl zijne dochtertjes jongedochtersvereniging houden"? (J.W. Wesselson, Vrije Zendingsgemeenten, Steenwijk 1980, p.103)

Geert was voorganger van de gemeente Langelille - Nijetrijne. Samen met zijn medewerkers Albert Wind, Jan Koops Mast en Fedde Poorte richtte hij in 1876 ook de zondagsschool in Bantega op, inmiddels bestaat deze niet meer. De foto hiernaast is een afbeelding van een schilderij. Volgens overlevering werden in dit huisje de eerste samenkomsten van onze gemeente gehouden. Het is de woning van Hendrik en Joukje Ruiter - de Jong en hun gezin.

 

Het begin van een gemeente

Zo'n 140 jaar geleden woonden in het veengebied aan de Kooisloot en het Wegje ongeveer acht gezinnen. De afstand tot de dichtstbijzijnde kerk was 10 kilometer. Men moest indertijd lopen en wegen waren er niet. Dus langs de Veendijk en de Middenvaart naar de kerk in Echten was een lange en vaak moeilijke weg. Dit was dan ook een reden dat men in de eigen omgeving bij elkaar kwam. De eerste samenkomsten zijn in de huiskamer van de familie Ruiter aan de Kooisloot waar men met zo'n tien à twaalf mensen bij elkaar kwam en Bijbellezingen hield. Als het huisje te klein wordt komt men bij elkaar in de schuur van Jan F. Mast (naast de voormalige Hervormde kerk). Er werden banken gemaakt, die na de samenkomst echter weer moesten worden opgestapeld langs de muur. De samenkomsten werden onderling gehouden maar af en toe deed men wel een beroep op één van de broeders van de Vrije Zendingsgemeenten. Steeds meer eenvoudige mensen kwamen tot geloof en men wilde graag een eigen kerkgebouwtje. En werkelijk, in 1916 ging deze wens in vervulling. Met het gespaarde geld kocht men een stukje grond aan de Bandsloot. In diezelfde tijd werd er een houten kerkje te koop aangeboden in Kalenberg. De broeders kopen het gebouwtje met banken en een preekstoel voor ƒ200,- Maar men moest het zelf afbreken en ophalen. In het voorjaar wordt het kerkje weer opgebouwd en op Paaszondag kan de eerste dienst gehouden worden in een eigen onderkomen. Ondanks de grote armoede waren de Vrij Evangelischen schatrijk met hun eenvoudige houten kerkje. Op 23 september 1916 werd de oprichting van de Vrije Evangelische Gemeente goedgekeurd bij koninklijk besluit. De goedkeuring werd ondertekend door H.M. Koningin Wilhelmina en werd gepubliceerd in de Staatscourant.

In september 2016 hoopt de gemeente haar 100 jarig bestaan te vieren.

 

Belangrijke jaartallen

1865?

De eerste bekeerling, voortgekomen uit het evangelisatiewerk van K. Holleman en D. de Gilde, was Sjoeke Ruiter. Ze woonde op het Wegje.

 

1876

Op 16 mei werd op de Kooisloot een zondagsschool gesticht, deze werd geleid door Geert Schippers.

 

1879

Bezoek van Dirk de Gilde aan de broeders van de Meenthe en de Kooisloot.

 

1880

Bezoek van de broeders uit Zuidveen (een tocht van 7,5 uur).

 

1900

Geert Schippers kreeg medewerking van Albert Wind, Jan Koops Mast en Fedde Poorte.

 

1911

Op de Kooisloot werden door Br. van der Schors openluchtsamenkomsten gehouden.

Jan K. Mast hield huissamenkomsten o.a. in het huis van Hendrik Ruiter (Kooisloot) en Lubbert de Jong aan de Veendijk .

 

1915

De houten Nederlands Hervormde Kerk van Kalenberg was met alle inventaris te koop voor 250 gulden. De broeders kochten mondeling een stukje grond van de hervormde Br. de Roo. 

 

1916

De naam Vrije Evangelische Gemeente werd officieel vastgelegd en gepubliceerd in de Staatscourant.

De kerk van Kalenberg werd gekocht voor 200 gulden (50 minder omdat het een kerk bleef).

In januari werd de kerk per turfbok opgehaald. De kerk bleef zes weken op de bok voor de wal liggen. Op grond van concurrentiemotieven weigerde de Roo de grond te verkopen.

De Roo werd door zijn eigen broeders omgepraat. Timmerman Albert de Weerd, waarschijnlijk het enige gereformeerde gezin in de streek, bouwde voor de Vrije Evangelischen de kerk tegen kostprijs. Hij deed dat voor de "goede zaak".

Op 1e Paasdag werd de kerk in gebruik genomen. Een preekstoeltje, houten bankjes en een turfkachel. Geen petroleumverlichting maar achter het gebouwtje staat wel een zogenaamd ‘secreet’.

 

1944

Op 19 april werd er op verzoek van Br. Schoppert niet meer in de kerk gerookt. “Het is ook niet stichtelijk”.

Op een zondagavond was de gemeente bijeen en het was vol. Er gebeurde iets. Men dacht even aan een kleine aardbeving. Toen het weer rustig werd bleek dat een deel van de gemeente niet door de vloer gezakt was, maar met vloer en al nu een stuk lager zat. Men besloot over te gaan tot nieuwbouw.

 

1945

De oorlog was nog maar net voorbij, bouwmaterialen waren moeilijk te krijgen. In die dagen gold de regel dat als je zelf een derde deel van de steen had, je er bijna zeker van kon zijn dat de rest toegewezen werd. Goede raad was duur want het oude gebouw was van hout. Er werd overwogen om sloopmateriaal van Duitse bunkers te gebruiken. Dit liep op niets uit.

Op 2 september komt er een telegram uit Drachten van Br. Schoppert: “Ik heb steen.” Nog diezelfde dag vertrekken zes broeders. Drie broeders (Hendrik H. Ruiter, Arend Doeve en Hendrik Schaap) gingen op de fiets. En drie (Pier de Jong, Jan Slump en Hendrik Strampel) met een praam. Op naar Drachten.

Men moest nogal wat hindernissen nemen. De praam moest via allerlei omwegen in verband met kapotte bruggen en andere obstakels een royale omweg kiezen. En ook de steen bleek geen steen maar grote stukken metselwerk te zijn. Een week later waren ze terug. Ze hadden steen. Er werd een rapportje naar Den Haag gestuurd.

 

1946

3 februari: De vergunning voor de bouwmaterialen werd afgegeven.

14 juli: Begin van de bouw van het nieuwe kerkje.

11 augustus: Laatste dienst in de houten kerk aan de Bandsloot.

12 augustus: Afbraak van het houten gebouw.

18 augustus: De erediensten worden nu gehouden in de Christelijke school

18 november: Er moeten stoelen aangeschaft worden maar het budget is beperkt. Er wordt besloten dat iedereen een stoel koopt. Eén stoel kost 14 gulden.

 

1947

Op negen januari werd de mannenvereniging opgericht.                                                               

Voorjaar, de kerk is gereed.

Er komt een ambtenaar om het één en ander te controleren. Wat blijkt: Den Haag heeft zich vergist: men had gedacht dat men hier te maken had met een geval van oorlogsschade. Maar nee, dit was gewoon nieuwbouw. Als dit van te voren bekend was geweest hadden jullie geen materiaal gekregen.

Het gebouw krijgt de naam ‘Rehoboth’, dit betekent: “De Here heeft ons ruimte gemaakt.”

Op vier mei wordt de inwijdingsdienst gehouden. Tijdens deze dienst wordt ook afscheid van Jan K. Mast als zondagsschoolleider genomen. Hij vertelde toen dat G. Schipper 70 jaar geleden met dit werk begonnen was.

Op 12 mei werd de vrouwenvereniging ‘Martha’ opgericht en op 29 mei de meisjesvereniging ‘Margriet’, ze bleven altijd ‘de Margrietjes’ heten.

 

1983

De kerk wordt met 50 zitplaatsen uitgebreid.

 

1985

Er wordt een nieuw verenigingslokaal achter de kerk gebouwd.

 

2006

De binnenkant van het kerkgebouw kreeg een flinke opknapbeurt en er werd moderne apparatuur aangeschaft.

Op 22 september bestond de Vrije Evangelische Gemeente te Bantega 90 jaar. Dit werd met een feestelijke dankdienst gevierd op 26 november.